De Tweede Wereldoorlog kwam eraan. Een groep NIR-INR medewerkers onder leiding van Jan Boon hebben alles gedaan om toch nog uitzendingen te maken gericht naar het Belgische volk. Ook het verzet heeft een belangrijke bijdrage geleverd om zo vlug mogelijk terug radiouitzendingen te verzorgen vanuit Belgisch grondgebied. Spijtig genoeg hebben de vele gevaarlijke opdrachten tijdens de oorlog ook levens geëist van radiomakers, technici, coördinators,.... Hieronder kan men in detail lezen wat er allemaal is gebeurd net voor, tijdens en na de tweede wereldoorlog.
De periode tussen september 1939 en mei 1940 staat bekend als de schemeroorlog of de "Drôle de guerre". Op 1 september 1939 viel Duitsland Polen binnen. De Belgische regering richtte het Ministerie van Nationale Voorlichting op onder leiding van minister Wauters. Het was de bedoeling om de burgerzin te bevorderen, de acties van de regering kenbaar te maken, te reageren op subversieve propaganda en valse geruchten.
Het ministerie verplichtte zowel het NIR-INR als de zestien particuliere omroepen de mededelingen uit te zenden in geval België werd aangevallen. Dat was belangrijk want de particuliere omroepen hadden een beter bereik. Er werden directe telefoonlijnen getrokken tussen alle particuliere zenders en het NIR-INR.
Er werd bij het NIR-INR ook een alarmdienst opgericht die rechtstreeks in contact zou komen met de dienst CPRA van het Ministerie van Landsverdediging. Het was de bedoeling om de bevolking in te lichten wanneer vreemde luchtvaarttuigen het Belgisch grondgebied over vlogen. Ook werd een geheime studio gebouwd in een villa aan de Tumulidreef te Bosvoorde. Daar werden twee veiligheidsstudio's, twee vliegende studio's met batterij en enkele bureaus geïnstalleerd.
De villa was een noodoplossing omdat het omroepgebouw aan het Flageyplein te bekend was.
foto links: de NIR-villa te Bosvoorde
Met ingang van 12 september 1939 zond het N.I.R. in samenwerking met de omroepverenigingen op hun voorbehouden dagen - dagelijks van 20:00 tot 20.30 - een ontspanningsprogramma uit, bijzonder bestemd voor de gemobiliseerde soldaten op alle plaatsen van het land waar zij gelegerd waren. Deze uitzendingen droegen een vrolijk en opbeurend karakter en werden ingericht met de medewerking van de orkesten en het koor van het N.I.R, alsmede talrijke vedetten. Naast het populaire werd ook ruimte voorzien voor het culturele en opvoedende element, onder meer het voordragen van Vlaamse liederen en vertellingen van Vlaamse schrijvers, waaronder herinneringen van oudstijders. Tijdens het soldatenhalfuurtje en ook tussen 19:00 en 19:30 werden verzoekplaten uitgezonden door soldaten aangevraagd.
Tot eind september 1940 waren heelwat concerten, lezingen, hoorspelen en variété programma's gepland op het NIR-INR. Op 10 mei 1940 zou het Symfonieorkest onder leiding van F. André en het gemengde NIR-koor onder leiding van L. Gras de zesde symfonie van Purcell en "Het martelaarschap van de Heiligen Sebastian" van Débussy rechtstreeks uitzenden. Duitsland besliste daar anders over door op die dag Nederland, Luxemburg en België binnen te vallen.
Om 2:10 werd de eerste waarschuwing aan het NIR-INR gegeven omtrent het losbarsten van een oorlog in ons land. Vanaf 4:00 functioneerde ook de verbinding tussen het NIR-INR en de CPRA. De radio begon aan zijn oorlogopdracht. Rond 4:30 werd voor de eerste maal de met verlof zijnde soldaten opgeroepen. Redacteur Jos Servotte hield de ganse dag de bevolking op de hoogte. Tussendoor werden onder andere spotliederen, verklaringen van Kamervoorzitter Van Cauwelaert en reacties uit het buitenland uitgezonden.
Om 15:00 vielen de eerste bommen neer op een honderdtal meter van het omroepgebouw. Het gebouw was vanaf toen het mikpunt van Duitse jachtvliegtuigen. Er werd toen beslist om vanuit de villa te Bosvoorde verder radio te maken.
Jos Servotte kondigt WO II aan (kort fragment, bron: vrt)
Op 10 mei 1940 kreeg Georges De Caluwé van Radio 't Kerkske het bevel om de nationale uitzendingen via de directe verbinding over te nemen. De uitzendingen werden op 16 mei 1940 om 3:00 gestaakt omdat de Duitsers reeds waren doorgedrongen in Wijnegem. Georges wilde alles vernietigen maar zijn zoon belette dit. Van de Belgische militaire overheid mocht hij één van de twee zenders meenemen naar Gistel. Samen met een dertigtal radioamateurs was het de bedoeling om de zender daar gebruiksklaar te maken. De uitzending is toen niet doorgegaan omdat Gistel ondertussen werd gebombardeerd. Zoon Marcel keerde toen alleen terug naar Antwerpen met de zender. De bedoeling was om het zendmateriaal te verbergen op een buitenverblijf van zijn vader. Maar in het Oostvlaamse Lotenhulle werd hij tegengehouden door de Duitsers. Hij kon weglopen maar de zender was verloren. In 1943 werd de zender gebruikt als stoorzender. De studio aan de Belgiëlei werd leeggehaald door de Duitsers.
Op 10 mei 1940 demonteerde de eigenaar Gerard Keersmaekers van De Vlaamsche omroep - Radio Loksbergen het kristal zodat de zender niet meer kon moduleren. Een dag later vluchtte de ganse familie Keersmaekers naar Calais met het zendkristal achterin de wagen. In juni 1940 keerde de familie terug naar huis. Zij stelden vast dat de Duitsers het huis hadden geplunderd en de studio hadden verzegeld. Op de berg Rijnrode, waar het zendpark was gevestigd, hadden de Duitsers het zendgebouw opgeblazen. Ook de twee houten palen waren verdwenen. Hoogstwaarschijnlijk hebben de landbouwers, die het nabijgelegen land bewerkten, de palen opgestookt.
Tijdens de oorlog verzorgde Gerard Keersmaekers uitzendingen op verplaatsing. In 1942 werd hij door de Duitsers gearresteerd tijdens een uitzending op de Philipstoren te Leuven. Hij overleed net voor de bevrijding in het concentratiekamp Buchenwald. In het Limburgs huis-aan-huisblad weekblad Koerier verscheen volgend artikel eind jaren 80 (Met dank aan Lode Kempen)
Vanaf april 1940 werd de zendinstallatie van Radio Vlaanderen te Gent bewaakt door rijkswachters. Begin mei werd deze vervangen door een veertigtal militairen. Deze bezetting had geen invloed op het programmaschema en -inhoud. De algemeen verantwoordelijke Th. Bailleul had eerder enveloppes gekregen waarin de te volgen procedure zat bij een mogelijke Duitse inval. In de ochtend van 10 mei 1940 werd hij telefonisch gecontacteerd door een militair bevelhebber om de inhoud van de enveloppes uit te voeren. De opdracht was om mobilisatieberichten aankondigen en zolang mogelijk in de ether te blijven. Vanaf 11 mei 1940 werd het signaal van de NIR-INR op regelmatige basis doorgestuurd. Toen op 16 mei 1940 duidelijk werd dat ook Gent zou vallen, blies het Belgische leger de zender op. Radio Vlaanderen is het langst in de lucht gebleven.
De WVRO uit Kortrijk kondigde enkel nog oorlogsberichten en mobilisatiebevelen uit. De dag daarna in de vroege avond relayeerde men de nationale programma's van het NIR-INR. Omdat er geen militaire bescherming was, werd diezelfde dag gestart met het demonteren van de zender. De voornaamste delen werden verborgen. In mei 1940 hebben de Duitsers het zendgebouw te Vichte bezet. Zij vervolledigen terug de zender en maken er een stoorzender van.
Op 15 mei 1940 werd een deel van de nationale zender van het NIR in Veltem vernietigd. Andere delen werden in een vrachtwagen geladen waarmee men op de vlucht sloeg naar Frankrijk. Op 16 mei werd de zendmast eigenhandig opgeblazen. Twaalf dagen later was er opnieuw geluid te horen via 927 kHz. Toen startte Zender Brussel met Duitse propaganda-uitzendingen.
Radio Schaerbeek stopte met eigen programma's op 10 mei 1940 en nam de uitzendingen van het NIR-INR over. Een vijftiental militairen bewaakten de zender die was opgesteld in Wezembeek-Oppem. Op 16 mei 1940 werd de zender gedemonteerd en weggevoerd met een vrachtwagen van de RTT naar Oostende. De bedoeling was om van daar verder uit te zenden. Op 17 mei 1940 werd beslist om met de zender verder te trekken naar Frankrijk. Er werd nog uitgezonden in Lille, Parijs, Montpellier en Poitiers. Op 13 juni 1940 werd de laatste "Brabançonne" uitgezonden. Op 14 juni 1940 werd beslist om de zender te vernietigen omdat deze niet meer nuttig was.
Radio Binche en Radio Wallonia probeerden vroeg in de morgen van 15 mei 1940 een goede modulatielijn te verwerven om de nationale uitzendingen door te sturen. De Franse militairen waren hen voor en eisten het zendmateriaal op.
Bij Radio-Conférences te Meise was de radiotechnicus reeds gemobiliseerd. Een NIR-technieker heeft dan terplaatse de zender onbruikbaar gemaakt.
De NIR-INR-technici hebben op 15 mei 1940 ook geprobeerd contact te maken met Radio Châtelineau maar daar was alles reeds verlaten.
Op 11 mei 1940 was het voornaamste Belgische fort te Eben-Emael gevallen. De Belgische soldaten trokken zich terug op de Dijlelinie (Dinant, Namen, Waver, Leuven, Antwerpen). Op 13 mei 1940 werd de eerste tankslag geleverd in Hannut tussen Franse en Duitse tanks. De dag daarna werd het noodzakelijk dat de studio in Bosvoorde moest worden verplaatst. Minister Delfosse gaf het bevel aan het NIR-INR zich uit Brussel te trekken. Er moest het nodige worden gedaan om uitzendingen vanuit Oostende op antenne te laten brengen in het Franse Rijsel. Jan Boon (foto) moest er voor zorgen dat de uitzendingen in Bosvoorde zo lang mogelijk bleven verzekerd.
Op 12 mei 1940 gebeurde een dramatisch ongeluk. Die nacht viel de eerste dode bij het NIR-personeel. Om 22:00 keerde technicus Maurice Langlois samen met twee collega's huiswaarts per taxi. Aan de Urugaylaan te Bosvoorde werd de taxi tegengehouden door een Belgische militaire patrouille. Het Belgische leger hield toen klopjacht op Duitse parachutisten. Maurice zocht naar zijn papieren. De zenuwachtige schildwacht dacht dat hij naar een pistool greep en schoot hem in volle borst dood.
In Veltem werd ondertussen de Vlaamse zender afgebroken en weggevoerd naar veiligere oorden. De uitzendingen verliepen toen enkel nog op de Franstalige frequentie 620 kHz - 483,9 m. Ook de particuliere zenders zonden vanaf toen het programma van het NIR-INR uit via de directe verbinding.
Op 15 mei 1940 om 2:00 werd het zendpark te Veltem onder vuur genomen door de Duitsers. Jan Boon kreeg om 2:30 opdracht van het Ministerie om de installatie te Veltem te vernielen. Dynamo's en radiolampen werden vernietigd. Het overige materiaal werd opgeladen in een vrachtwagen. Om 3:45 vertrok de laatste groep technici. De dag later werd de zendmast opgeblazen.
De Duitsers bleven maar oprukken en de installatie werd vervoerd in een lijnbus die meerdere keren in panne viel. In Poittiers werd de zender opgesteld en er werd uitgezonden vanuit een kamer in een rouwhuis. Toen het te heet werd in Frankrijk werd de Noordzee overgestoken naar London. De bedoeling was dus om verder contact te houden met de Belgische bevolking. Slechts tussen 14 juni 1940 en 28 september 1940 hebben geen uitzendingen plaatsgevonden.
Op 28 mei 1940 eisten de Duitsers de gebouwen van het NIR op. Omdat de Belgische overheid voor haar vertrek naar Londen de zendinstallaties had laten vernietigen, moest de bezetter gedurende de hele oorlog mobiele militaire zenders gebruiken.
Op 31 juli 1940 werden Zender Brussel en Radio Bruxelles officieel in het leven geroepen. De werking werd verzekerd door ongeveer 600 Belgische burgers waarvan de meesten voordien bij het NIR actief waren. De Duitse propaganda werd in eerste instantie georganiseerd door het militaire bestuur maar stond ook onder controle van Joseph Goebbels in Berlijn.
Aan het hoofd van Zender Brussel was de ultranationalistische dichter Wies Moens geplaatst, die de programma's sterk in pro-Duitse richting stuurde. Dagelijks was er een fascistisch ochtendpraatje van Ferdinand Vercnocke. Vanaf december 1940 was geen muziek van Joodse componisten meer te horen.
Zender Brussel - Radio Bruxelles werd tot omstreeks 1942 vrij goed beluisterd door de Belgische bevolking. Er werd geluisterd naar de theatervoorstellingen, spelletjes, sportreportages en allerlei informatie over onder andere de voedselbevoorrading. Pas in 1942 toen de toon van de gedicteerde toespraken harder werd, verminderde de interesse om te luisteren. Dat was te merken in de forse terugval in het aantal brieven en verzoeken van luisteraars.
Vanaf augustus 1940 mocht men van de bezetter enkel afstemmen op Zender Brussel - Radio Bruxelles. De Duitsers maakten ook speciale toestellen waarmee enkel naar de hun eigen radiozender kon worden geluisterd. Toch bleef men stiekem luisteren "naar Londen" al was dat een riskante onderneming. Wie betrapt of verklikt werd, moest zijn toestel inleveren en werd serieus gestraft. Zo werd Graaf Etienne de Lichtervelde op 13 maart 1942 tijdens een huiszoeking betrapt met luisteren naar Londen omdat de afstemknop van zijn radio die toen uitstond op de frequentie van de BBC stond ingesteld. Hij werd veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf met uitstel en een boete van 10.000 BEF.
Over Zender Brussel is weinig geweten. Dat komt omdat de VRT zelf de archieven bewaart en voor niemand toegankelijk is. Normaal horen deze thuis in het Rijksarchief. De reden moet worden gezocht naar het meest gevoelige onderdeel van het archief. Dat is het deel wat er na de oorlog gebeurde met de 600 medewerkers van Zender Brussel. Dat waren hoofdzakelijk presentatoren, tekstschrijvers, zangers, musici en acteurs. Om hun baan te behouden bij de heropstart van het NIR/INR na de oorlog, moesten ze voor een soort ‘zuiveringscommissie’ verschijnen. Auteur Céline Raes kreeg met wat geluk twee weken toegang tot dit verboden archief en schreef het boek « Interférences, radios, collaborations et répressions en Belgique (1939-1949) ».
Knipsel uit De Vrijbuiter
Eind september 1940 werden de uitzendingen verzorgd bij de BBC vanuit Londen. Omdat het NIR als instituut niet meer bestond, besloot de regering een nieuwe omroep op te richten op 8 februari 1943: de Belgische Nationale Radio-Omroep (BNRO). Via de werelduitzendingen van de BBC bleef de regering in contact met de bevolking. Twee bekende radiostemmen in London waren Victor de Laveleye (fr) en Jan Moedwil (nl). Victor lanceerde het beroemde V-overwinningsteken en de slogan "On les aura, les boches". Jan Moedwil, schuilnaam van de Antwerpse leraar Nand Geersens, vertaalde dat als: "Wij doen ons best, zonder erop te boffen, toch krijgen we ze wel, de moffen!" (fragment bron: vrt)
Enige tijd later vond een andere Belg genaamd Marc Schreiber dat de vier eerste maten van Beethoven's vijfde symfonie - kort kort kort lang - de letter V in morse voorstelden. Op 27 juni 1941 werden deze vier tonen geslagen op een tamboer en zou deze opname worden gebruikt om de Belgische uitzendingen te starten.
Eerst werden de programma's dagelijks uitgezonden tussen 21:00 to 21:15, de ene dag in het Nederlands, de andere dag in het Frans. Vanaf de lente 1941 was er een ochtendeditie in het Nederlands op pare dagen en de vroege avondeditie in het Nederlands op onpare dagen te beluisteren. Vanaf maart 1943 was de Franstalige editie te horen om 19:15. De Nederlandstalige editie werd uitgezonden om 20:30.
In 1931 werden de eerste proeven uitgevoerd met een kortegolfverbinding van Ruiselede naar Leopoldstad. Het ging om een samenwerkingsverband tussen het NIR, de RTT en het ministerie van Koloniën. Drie jaar later waren de reguliere uitzendingen van deze werelddienst een feit. Een uitzending duurde een anderhalf uur per dag. Het bestond uit 'Het gesproken dagblad', 'Le journal parlé', gevolgd door een uur muziek. Bij de Duitse inval was ook de kortgolfzender in Ruiselede vernield. Er werd een nieuw, 7500 Watt zwaar exemplaar in Leopoldstad geïnstalleerd. In oktober 1940 startte de nieuwe officiële omroep als Radio Belgisch Congo op het enig stukje België dat niet bezet was.
In 1941 kocht de Belgische regering van de Verenigde Staten een 50 kilowatt sterke kortegolfzender. Die zender werd opgestart op 16 mei 1943 op de 40 meter band. De antenne werd gericht naar Europa. De uitzendingen duurden 18 op 24 uur en werden gevoerd in 9 talen. Deze zender was in België beter te ontvangen dan de BBC.
Het hoofddoel van de omroep was de opbeuring van de Belgische bevolking in het bezette land en de oorlogsinspanningen van de Belgen over de wereld bekendmaken. Tijdens de oorlog werd de basis gelegd voor wat later een heuse wereldomroep zou worden. (foto: Dienst voor nieuwsgaring van Radio Belgisch Kongo)
Tijdens het verzet coördineerde de BNRO de zeer gevaarlijke geheime zending met codenaam Samoyede. De zending had verschillende objectieven. Allereerst was het noodzakelijk een radioverbinding met London op te bouwen.
Een andere actie was de lijsten van bezitters van een radiotoestel te vernietigen. Dit was één van hun meest geslaagde acties. Deze bestond uit het vernietigen van de zinken radiotaksplaatjes die opgeslagen waren in het administratief kwartier in de Paleizenstraat te Schaarbeek. Alle eigenaars van een radiotoestel moesten van de Duitsers hun toestel laten declareren. De gegevens werden gegraveerd op zinken plaatjes. Men vreesde dat de Duitsers, zoals ze in Nederland hadden gedaan, de radiotoestellen zouden opeisen bij de komende bevrijding om de Belgen te beletten naar het nieuws van de vrije wereld te luisteren. In Antwerpen en Eeklo zouden reeds toestellen in beslag zijn genomen. Om deze actie te beletten, moesten de zinken fiches worden vernietigd. Een luchtbombardement vanuit London op het kwartier leverde niets op. Uiteindelijk werden de plaatjes verminkt met zwavelzuur. Daarna werd het gebouw in brand gestoken. De brandweer hielp een handje mee door niet te snel uit te rukken.
Een andere gevaarlijke Samoyede-opdracht was het bouwen van radio-installaties bij particulieren. In zowat alle provincies werd in het geheim gewerkt aan zendinstallaties.
Boek: La Mission Samoyede
Gerard Keersmaekers van Radio Loksbergen richtte in 1941 Radio Heraus op. Met behulp van een kortegolfzender bracht hij regelmatig 's avonds uitzendingen op 49,19 meter - 6100 kHz. Hij bracht gedetailleerde en correcte informatie over de oorlog onder de neus van de Duitsers. Zo riep hij om om geen koper aan de Duitser te overhandigen omdat het voor oorlogsdoeleinden zou worden gebruikt. Ook Degrelle, Verschaeve, Borms en Declercq moesten het vergelden. Hij vroeg zich af waarom de geestelijke overheid deze schurken de faam van de kerk en de godsdienst in de modder liet trappen door een vreemde meester te dienen. Hij gaf ook de cijfers van de gesneuvelde arbeiders door bombardementen die in Duitsland gingen werken. Hij liet inzien dat iedere arbeider die in Duitsland ging werken gelijk was aan een nieuwe soldaat die Hitler naar het front kon sturen. Tijdens zijn uitzendingen verkondigde hij ook om geen cent meer uit te geven aan Belgische dagbladen omdat deze werden gesteund door de bezetter.
Lang kon Gerard zijn uitzendingen niet verzorgen. Nog in 1942 tijdens een uitzending op de Philipstoren te Leuven werd hij opgespoord en gestuurd naar een concentratiekamp waar hij overleed.
Radio Heraus moet de enige strijdzender zijn geweest, uitzendend in het bezette Europa.
Op de Louizalaan 182 te Brussel bouwde ingenieur Georges Dursin - hij had ook een steentje bijgedragen tot de sabotage van de radioplaatjes - een zender die werd verborgen in een waterput. Om toegang te hebben tot de zender moest men voorzichtig afdalen tot het waterniveau. Daar moest men zich murwen in een bres die leidde tot een smalle kelder van vijf meter lang. Een zender van 1 kW werd in dit vertrek geïnstalleerd. Op de verdieping van het woonhuis werd de studio ingericht. De Gestapo heeft verschillende keren het huis onderzocht, gelukkig zonder enig resultaat. De Britten rukten op en de zender was nog niet klaar om in de ether te gaan. Op dat moment werd ook de oude zender van Radio Belgique bij SBR te Vorst van onder het stof gehaald.
Op 1 september 1944 waren de Duitsers van plan om het Flageygebouw te ontruimen. Ze begonnen die dag met het stichten van vuurhaarden, het openzetten van de kleppen voor olietoevoer en met het veroorzaken van waterschade. In de namiddag van 2 september 1944 waren er geen Duitsers meer in het Flageygebouw.
Jozef van Gaelen drong het gebouw binnen via een speciaal aangemaakt keldergat en bluste de vuurhaarden, draaide de hoofdkraan van het water dicht en stopte de olietoevoer. Onmiddellijk daarop opende hij het gebouw en werd gestart met het herstellen van de studioapparatuur.
Er was enorm veel schade aangericht. Kabels waren doorgesneden en een groot deel van het materiaal was gestolen of vernield.
Tijdens werkzaamheden hielden de Duitsers nog verscheidene andere openbare gebouwen in Brussel bezet en werd er nog op straat gepatrouilleerd. Van Gaelen werd tijdens het transport van radio-onderdelen tegengehouden aan de Naamse Poort door een groep Duitse militairen. Hij werd terplaatse doodgeschoten.
Op 4 september 1944 werd Brussel bevrijd. De zender in de Louisalaan met een sterkte van 1 kilowatt en ingesteld op 322m (930 kHz) werd aangezet maar begaf het meteen. Gelukkig waren er geen problemen met de zender bij SBR op de Ruisbroeksesteenweg. In de vroege avond toen het oorlogsgeweld nog volop woedde in de hoofdstad stond een NIR-INR ploeg in een geïmproviseerde studio gereed voor de eerste uitzending. Er werd uitgezonden op 484 meter (620 kHz). De SBR-zender had in het begin een sterkte van 1 kilowatt.
Om 18:15 weerklonk de Brabançonne opnieuw in de ether. Het volkslied werd onmiddellijk gevolgd door het herkenningsmelodie van de Belgische Nationale Radio Omroep “Naar wijd en zijd”. Daarna sprak een forse stem tot de bevolking: “Hier Brussel, de Belgische Nationale Radio Omroep, het Vrije NIR, ici Bruxelles, Radiodiffusion Nationale Belge, Vive la Belgique!” Jan Boon nam vervolgens met veel enthousiasme de microfoon over en begon met een toespraak in de beide landstalen:
(fragment bron: vrt)
“De zegevierende Belgische troepen zijn zopas, volgend op de bevrijdende Britse en Amerikaanse legers, de hoofdstad binnengerukt, onstuimig toegejuicht door een ontzaglijk grote menigte. Dit is het ogenblik dat wij gekozen hebben om een aanvang te maken met de uitzendingen van de Belgische Nationale Radio Omroep te Brussel. Haast vijf jaar lang spraken onze collega’s tot u uit Londen en Leopoldstad. Thans spreken de Belgen tot u vanuit Brussel!”. De uitzending werd voortgezet tot omstreeks 21:45. Dat was immers de uiterste grens voor het elektrisch stroomverbruik in de half bevrijde hoofdstad.
Bovendien braken de ijverige technici alle records. Geen enkele radio-omroep in bevrijd gebied slaagde erin om zo snel weer paraat te zijn.
Om 22:00 zette Londen, na een groet tot het bevrijde Brussel, het werk voort. Om 22:45 nam Leopoldstad het werk over.
Op 4 september 1944 werd er eveneens vanuit het NIR-gebouw een verbinding aangelegd met de SBR-zender in Vorst en met de zender in de Louisalaan te Brussel. Op 5 september 1944 werd in het NIR-gebouw de eerste studio in dienst gesteld. Op 6 september 1944 omstreeks 13 uur kwam uiteindelijk de zender van de Louizalaan in actie. Op beide frequenties werd toen hetzelfde programma verzorgd.
Op 7 september 1944 gaf de Muziekkapel van de Gidsen een eerste concert in de grote studio.
Op 14 september 1944 werd de zender van de Louisalaan verhuisd naar Brussegem.
Op 24 oktober 1944 werd een zender van 2 kilowatt in dienst gezet te Veltem. De sterkte werd opgevoerd tot 20 kilowatt op 9 november 1944.
Op 5 september 1945 - een jaar na de bevrijding - waren de zendinstallaties op hetzelfde vermogenpeil als voor de oorlog.
foto: Toen de Duitsers wegtrokken werden op het Flagey-gebouw direct Belgische vlaggen gehesen.
In Kortrijk bleef men ook niet stil zitten. De WVRO was tijdens de oorlog in handen van de Duitsers en werd gebruikt als stoorzender. Etienne Vergote, de radiotechnicus van de WVRO, was ervan overtuigd dat indien de Duitsers zouden wegtrekken de zender door hen onklaar zou worden gemaakt. Hij was ook aangesteld door de Duitsers tot radiotechnicus voor de stoorzender. Zo regelde hij de stoorzender een klein beetje naast de te storen golflengte van de BBC. Aldus kon men met een anti-storingskader toch de berichten van Londen ontvangen.
Etienne kwam reeds in februari 1943 in contact met Samoyède. Hij begon zoveel mogelijk onderdelen te vergaren zoals lampen, studioapparatuur en een voeding op mazout. Hij hield er dus rekening mee dat bij de bevrijding de stroom zou worden afgesneden. Er werd overeengekomen met de Belgische regering te Londen om een 300 Watt zender te bouwen en die te verbergen tot de dag van de bevrijding. In augustus 1943 was die zender al klaar. De vijf zendpanelen en reservelampen waren verstopt in een dichtgemetselde kelder van de werkplaats van Vergote. De daken van de werkplaats en het woonhuis waren versterkt en de schoorstenen waren bijgemetseld. Het dak was voorzien van ijzeren banden om de twee antennemasten te kunnen dragen, in vorm van vierzijdige piramiden uit T-ijzers. Het volstond deze op te trekken en met schroeven vast te zetten. De uitzendkabel met isolatoren was gereed gemaakt op maat en moest enkel nog worden opgehangen. De mazoutvoeding werd niet verborgen. Deze deed zogezegd dienst in het bedrijf voor autogeenlassen.
Op 21 juli 1944 was de bevrijding kortbij. Omstreeks 23:00 werd Kortrijk zwaar gebombardeerd door Engelse bommenwerpers. Het trof absoluut alles wat de WVRO bezat. De werkplaats werd volledig vernield en van het huis bleef niet veel over. De zendpanelen waren intact maar waren vochtig geworden. Het huis was er wel boven op ingestort. Het zendgeraamte was volledig vernield, de voeding was gedeeltelijk vernield. De generatrice en de filterelementen hadden lichte schade opgedaan. De studio's waren ook totaal vernield maar de discotheek kon worden gered tijdens het bombardement.
Moedig begon de radioploeg aan de wederopbouw in een andere eigendom van Etienne gelegen in de Zandstraat 18. De zendpanelen werden 's nachts in kisten naar de nieuwe bestemming getransporteerd. De dieselgenerator werd geheel gedemonteerd en een firma maakte de kapotte delen na. Er werd onmiddellijk begonnen met het samenstellen van een nieuwe batterij accumulatoren. De accu's werden één voor één hersteld tot op de dag van de bevrijding. Ook de nieuwe antennestructuur kwam op tijd klaar. Jan Boon zorgde dat er geld ter beschikking kwam om de kosten te financieren. In het weekend van 2 en 3 september 1944 zag men de Duitsers wegvluchten.
Op maandag 4 september 1944 zag men praktisch geen enkele Duitser meer. Kortrijk wachtte op de geallieerden en men begon reeds de Belgische vlaggen op te hijsen. Vergote monteerde de zender maar het administratief materiaal bevond zich nog aan de overkant van de Leie. Deze moesten kost wat kost worden overgebracht. Maar de Duitse patrouilles, die nu en dan nog opdaagden, eisten alle vervoermiddelen op. Dus werd het strikte minimum op stootkarren geladen en overgebracht door scholieren van het college via kleine straatjes.
De WVRO was klaar en besloot de dag daarna, op 5 september 1944, de zender officieel op te starten omdat er reeds ferm werd geplunderd en hard werd opgetreden tegen collaborateurs. Het plan voorzag om 18:00 een openingsuitzending met een rede van de burgemeester die zijn ambt weer had waargenomen en vervolgens een groet in beide landstalen. Om 15:00 werd besloten om reeds een proefuitzending te doen zonder de vermelding van naam of geografische ligging. Terwijl de nationale hymne "Naar wijd en zijd" werd gedraaid, weerklonk een naderend gevechtsvuur. Eerwaarde Heer Gillon beluisterde de uitzending vanop het college en hoorde ook het geweer- en mitrailleurvuur. De leraren probeerden tevergeefs de zender te bereiken om te zeggen dat de uitzendingen moesten worden gestaakt. De medewerkers in de studio verkeerden allen in euforie en hoorden het gevechtsvuur niet. Een schrijnwerker was zelf nog volop bezig aan het timmeren in de studio. Opeens bemerkte hij naast de antennemast twee leden van het Geheim Belgisch Leger in hun witte uniform, maar ook Duitsers! De zender werd vliegensvlug uitgeschakeld en verborgen. De weerstanders moesten vluchten en de Duitsers kwamen even binnenkijken. Een radiotechnicus kon zich nog net verbergen, de anderen werden kort ondervraagd. Gelukkig werd het huis niet onderzocht. De Duitsers verlieten nietsvermoedend het huis. Maar voorlopig was er toen van uitzenden geen sprake meer. Er werd toen hevig gevochten tussen Duitsers en weerstanders in de straten van de stad. Op 7 september 1944 bereikten de eerste Engelse soldaten Kortrijk en verjoegen de vijand. De openingsuitzending werd uiteindelijk op zaterdag 9 september 1944 om 18:00 verzorgd.
Kortrijk in 1945
De oude telecommunicatiewet van 1908 werd vervangen door de wet van 1930 betreffende de radiotelegrafie, de radiotelefonie en radioverbindingen. Hiernaast kwam er nog een tweede wet in 1930. Door middel van deze tweede wet werd het N.I.R.-I.N.R. (Nationaal Instituut voor Radio-Omroep - Institut National de Radiodiffusion opgericht. Het instituut kreeg dankzij de tweede omroepwet het monopolie over de nationale uitzendingen. Het was gebaseerd op het Britse Reithiaanse systeem dat beschreef dat men de omroep beschouwde als mogelijkheid om het publiek te verheffen, het als het ware op te leiden. Voor zijn uitzendingen moest het instituut een beroep doen op omroepverenigingen. Daardoor kwamen er verschillende ideologische en politieke strekkingen aan bod en op deze manier hoopte men de pluriformiteit van de nationale omroep te garanderen. De overheid had zich toen ook laten inspireren door het Nederlandse systeem met omroepverenigingen. Het instituut viel onder de bevoegdheid van de minister van PTT en Verkeerswezen en was dus sterk politiek beïnvloed.
Vanaf toen werd er luistergeld geïnd om de nationale omroep levendig te houden. De lokale privé-zenders in Vlaanderen mochten hun uitzendingen voortzetten zolang zij zich beperkten tot het lokale niveau.
De proeftijd van het N.I.R.-I.N.R. verstreek tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Belgische regering in ballingschap richtte op 13 oktober 1942 vanuit Londen de Belgische Nationale Dienst voor Radio Omroep (B.N.R.O.) op.